KERSENBLOESEMTIJD (24 feb)

ONDERWEG

‘Yedoensis’, proef ik met verbazing, ‘wie
of waar is dat?’ ‘Van samoerai-stad Edo’,
zegt hij, ‘ver terug in de tijd, is nu Tokyo…’
en ik hoor in zijn stem bloesems ruisen die

benoemd zijn maar nog verborgen, ik zie
in groen van verse knoppen de nooit mono-
chrome weerstand van brekende natuur, zo
gaan ze open. Wat schrijft ons Saigyō Hōshi

over ónze kers die bloeien zal (een droom
die uitkomt, let maar op), terwijl hij blijft gaan,
een twaalfde-eeuwse boeddhist, in de richting

van bloeien als verlangen naar verlichting:
‘Dat ik toch ooit mag sterven bij volle maan
in februari, onder een bloesemboom…’

– – –

Vandaag, 24 februari, is de tweede reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid02VRjCL87iqQuDR9R3YNmzvgw3fcWxQpsfUNJC6XZcK1uz7dLteZFwFZthcCTRVfqxl

Zie ook https://www.almeredezeweek.nl/nieuws/algemeen/59093/kersenbloesemfeest-almere-komt-er-weer-aan

KERSENBLOESEMTIJD (17 feb)

1 DE HOVENIER
‘Prunus yedoensis’, wijst hij langs de weg
waar een fietspad ligt, waar een ekster opwipt,
waar parallel de rijen bomen staan, drie
zelfs, ruwbruine stammen in de zon die warm

lijkt… Ik kijk verbaasd langs zijn gestrekte arm
naar groen waar alles roze wordt, mysterie
groot als einde en begin. Mijn onbegrip
klemt zich vast aan het Latijn. Totdat hij zegt:

‘Eeuwigheid is een moment, is dit gezicht
in Kyoto, het feest van de tempel waar
deze zelfde roze kersenbloesem bloeit.

Vier het geluk dat aan je takken groeit en
argeloos draag je voor altijd haar stempel
in je ziel, schoonheid verbrandt dus geeft ze licht’

– – –

In de Regenboogbuurt, meer speciaal, langs de Terracottastraat/Sepiastraat en langs de Siennastraat/Zwavelgeelstraat, staan kersenbomen, in drie rijen. En die bloeien, meestal in maart. En dat is spectaculair. De Stichting Regenboogbuurt organiseert daarom sinds 2019 elk jaar het Kersenbloesemfeest: https://regenboogbuurt.nl/kersenbloesemfeestalmere/

Zie ook https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/about_details

Elk jaar wordt er via deze Facebookpagina toegeleefd naar die ene prachtige dag van het Kersenbloesemfeest, met foto’s, elke week. Dit jaar, 2024, mag ik de foto’s maken, steeds drie en steeds vanaf hetzelfde punt. Én ik maak er een reeks gedichten bij. Dat worden sonnetten, want ik vind het sonnet zo’n fijne vorm. Alles in samenwerking met de Stichting Regenboogbuurt, die voor elk gedicht een fraaie lay-out bedacht.

Op 17 februari is de eerste reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan:: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid021Q2XLSmixpw9EGqQqY2dfvYYriYcbBhHNnDVXkB38jvNiLAsaxtHMci2JFpuUR7sl

senso unico

Ooit (in 1992) was ik in Bologna, vanwege een poëziefestival in het nabij gelegen Faenza.

Wandelend door de stad ontdekte ik de ‘Via de’ Poeti’, de ‘Weg der Dichters’. Het betreffende straatnaambordje hing hoog tegen de muur.

Eronder hing een ander bordje: ‘SENSO UNICO’. Eenrichtingsverkeer, ja.

Ik denk er nog vaak aan als ik een gedicht maak.

Ellen Deckwitz leest Maria van Daalen

AARDHOMMEL

‘Ik ging naar een grote teunisbloem om er te sterven’,

zegt de aardhommel, ‘ik had alles gedaan

wat men doen wil, doet, doen moet wellicht,

stuifmeel ronddragen, bloemen bewandelen, honing vinden en zoeken en

de voorgeschreven routes vliegen, nieuwe zijwegen

trillend met de vleugels ontvouwen,

er is een dag dat het bijna nacht is, die is nu en ik

schuifel voetje voor voetje langs de rand

van een al verkreukeld bloemblad, geel nog,

versleten, pas later zal zich een nieuwe bloem ontvouwen, niet die ik

nog zal proeven, het is

het is tijd

het is

een laatste verstijvende beweging’

en zijn tastende pootjes vastgehaakt

ademde hij in en werd

stilte

*Het was een grote verrassing voor me dat Ellen dit gedicht van mij gekozen had – en zo mooi voorleest, met korte toelichting.

in ‘Almere Deze Week’

https://www.almeredezeweek.nl/nieuws/algemeen/58441/dichter-maria-van-daalen-pleit-voor-gedicht-bij-elke-eenzame-

Mijn verzoek: zou de gemeente Almere een dichter willen betrekken bij de eenzame uitvaarten, eea. te organiseren via de richtlijnen van de Stichting Eenzame Uitvaart, zoals dat ook gebeurt in de steden Amsterdam, Den Haag, Groningen, Utrecht, Zutphen, en in België, Antwerpen? Via deze stichting wordt geregeld dat er bij de begrafenis (op kosten van een gemeente) van iemand die onbekend is, een speciaal gedicht wordt gemaakt en wordt voorgelezen, voor deze eenzame, overleden mens: “Dichters schrijven voor iedere eenzame uitvaart een gedicht en lezen dat bij de uitvaart voor.” Zie ook http://www.eenzameuitvaart.nl/de-stichting/
NB: Burgemeester Femke Halsema is Beschermvrouwe van deze stichting.

Ik heb dit eerder, in 2008, voorgelegd aan de gemeenteraad van Almere, toen mw. Annemarie Jorritsma burgemeester was, met hulp en advies van dichter Frank Starik en in samenwerking met de fractie van GroenLinks, die het voorstel indiende via Aziz L. Adahchour. Het voorstel werd helaas afgestemd door de raad.

links…

Op 26 september 2023 heb ik hier in Almere voorgelezen tijdens de ‘ILFU 1000Dichters-marathon’: 
https://www.youtube.com/watch?v=yJFvuZZ8bbc

https://www.youtube.com/watch?v=BeEJVPifBwg
https://www.youtube.com/watch?v=OEOUx8DO3mE
https://www.youtube.com/watch?v=NHQHZdNgOpA

Op twee huizen hier in Almere staat sinds 2009 een gedicht van mij:

https://www.flevolanderfgoed.nl/home/kunst/zuidelijk-flevoland/almere/gedicht-thuis.html

https://www.flevolanderfgoed.nl/home/kunst/zuidelijk-flevoland/almere/gedicht-almere.html

In 2014 werd ik gevraagd om een vodou-performance te geven bij de opening van een tentoonstelling in de Amstelkerk:

https://vodouinnederland.wordpress.com/2014/07/05/veve-for-salonbig-bang-2-july-2014-amsterdam-amstelkerk/

http://salon1amsterdam.blogspot.com/2014/07/salonbig-bang-maria-van-daalen-at.html

Papa Legba (Vye Legba)

In de buurtsuup was het niet druk, op zondagmiddag om een uur of vier. Met een rood buurtsuupmandje aan de arm slenterde ik sloom van schap naar schap, keek eens naar de aanbiedingen en naar de kerstuitstalling, en viste af en toe wat uit een koelvak dat me smakelijk leek.

Op zeker moment stond ik stil om naar de onderste laag van een schap met etenswaren te turen, want ik kon niet goed lezen wat er bij stond. Ineens verscheen er een klein handje in beeld. Met een soort briefje. Ik keek verbaasd opzij.

Lager dan m’n ouwe knie hield een klein handje een geel stukje papier omhoog. Aan het handje zat een kindje vast van zo’n anderhalf jaar. Het kindje was gewikkeld in een dik gewatteerd jasje, waardoor het kindje ongeveer even breed als lang was.

Ik keek naar het kindje. Het kindje keek terug, met ernstige blik. Het hield het gele papiertje dwingend voor mijn, inmiddels diep omlaag gebogen, neus.

Aan de andere kant van het kindje verscheen nu een moeder, met kinderwagen, die ‘Kom hier!’ riep. Het kindje reageerde daar niet op. Het hield mij het gele papiertje voor alsof het een prijsuitreiking betrof.

Dat was het ook. Ernstig accepteerde ik het papiertje. Ik bedankte het kindje. Ik raakte met mijn vinger voorzichtig het inmiddels weer in het knuistje geknepen vingertje van het nog altijd plechtig kijkende kindje aan. Ik keek het kindje aan, bedankte het voor het cadeautje en wenste het een zalig Kerstfeest.

De moeder, en ernaast zo te zien, de tante, voelden zich opgelaten, en probeerden zich voor het voorval te verontschuldigen. ‘Dat heeft ze net van de grond opgepakt!’

Ik zei kalm: ‘Met Kerstmis is het goed om iemand anders iets te geven.’ De moeder en de tante schoten opgelucht op de lach. Het kindje bleef net zo ernstig kijken als ik, en wendde zich naar de mama. De mama en de tante hielden het kindje bij zich en wandelden verder.

Ik keek eens naar het gele papiertje. Het leek te zijn afgescheurd van een of andere grote doos. Er stond een tekeningetje op dat uitlegde hoe je een doos moest openen. ‘Dit lipje omhoogtrekken’, dacht ik erbij.

Handig. Dat werkt bij mensen net zo. Een lipje omhoog trekken (mits het goede), dan gaan ze open. Er staat ook nooit iets bij.

PS: In Haïtiaanse vodou, een van de Afrikaanse diaspora-religies, is 17 december, vandaag dus, een feestdag voor Papa Legba. Ook wel ‘Vye Legba’, de oude Legba, de Opener van de Deur. Ongeveer net als Hermes (in de zgn. ‘klassieke Griekse’ cultuur), of Mercurius (bij de Romeinen).

Papa Legba wordt voorgesteld als Sint Lazarus, hinkend, mank, met een stok, en vaak vergezeld door een hond. De hond was er vandaag niet. Wel de Marassa. Dat zijn de kinderen. Die zijn altijd in de buurt van Papa Legba.

Opletten wat er gebeurt in onze werkelijkheid, zeggen de zgn. sjamanistische religies. Niet gaan zweven, je niet buiten het leven van alledag plaatsen. Hier en nu: dat is waar het begint. Altijd.

REDDING

Terwijl ik met een oma-gangetje en de wind in de rug, over het Johnsonpad langs de Lage Vaart, en langs de sportvelden fiets, kijk ik wat soezerig naar de rondhollende jongens, allemaal in de kleuren van hun club, met een bal, of met twee of drie ballen. De coaches, in het zwart, staan langs het hek en roepen van alles.

Ik begrijp niets van voetbal en ik was toch 20 jaar getrouwd met een man die elke woensdagavond en elke zaterdag en zondag… Ik begreep alleen de kat, die urenlang met twee pootjes wanhopig naar de bal sprong die rondvloog op het zwart-witte scherm.

Opeens een schreeuw. Wat? Daar komt de bal. Een van de jongens heeft die over het hek gelanceerd, die vliegt nu met een kalme boog voor m’n fiets langs, over het natte greppeltje en eindigt bij een boom, poef, in het metershoge gras met het bloeiende fluitenkruid aan de andere kant van het fietspad. Ik stop en stap af.

‘Mevrouw! Mevrouw! We gaan ‘m straks wel halen!’ De jongste coach, ook in het zwart, heeft het hek vastgegrepen en kijkt wanhopig.
‘Laat me maar even zoeken, ik heb heus tijd genoeg.’ De voetbalvelden liggen lager dan het fietspad en dan, ik zat ook nog op de fiets. Zo’n coach zal best ruimtelijk inzicht hebben, maar hij heeft vast niet gezien waar het ding ligt – en dan wordt het wachten tot de late herfst.

Verderop is een dammetje, daar kun je de greppel over. Ik tel even, het is de vierde boom, en dan stap ik er naartoe via het omweggetje. Langzaam, want zonder stok valt het niet mee als je bijna 73 bent, met zwaar artrose.

Er is een wandelpaadje, maar niet naar die vierde boom. Dan maar voorzichtig stap voor stap waden door gras en bloeiend fluitenkruid. Het reikt tot m’n middel. Oppassen dat ik niet in het slootje val. Waar was het nu: ongeveer 1m ten zuiden van die boom, toch?

Ik draai me om, naar het zuiden, en daar ligtie. Diep in het gras. Onzichtbaar, tenzij je alles afmaait. Ik til de bal even triomfantelijk boven m’n hoofd en zie het ongeloof op het gezicht van de coach, 20m verderop. Hij steekt z’n handen omhoog: ‘Gooit u maar even…’

Nou, dat dacht ik niet. Als ik 5m ver kan gooien is het mooi. Ik wandel er kalm mee terug naar het fietspad en dan, fijn ermee stuiterend, terug naar het hek. De jongen lijkt wel een halve meter langer dan ik als hij reikt naar de bal, die ik over het hek wip.

‘Dankuwel!’, en weg is hij. Ik draai me om, grinnikend. Eerst je bal kwijtraken en dan terugkrijgen van een oud omaatje met een fietshelm op, dat is geen zondagse voetbal-heldendaad die je je wilt herinneren.

Terwijl ik terugloop naar m’n fiets, zie ik een zondagmiddag voor me van zo’n 65 jaar geleden. De bal die over het slootje op het landje van de boer terechtkwam, tegenover de Marconistraat waar we toen woonden. Hoe ik de bal voorzichtig ging halen en toch ineens ontdekt werd en achtervolgd door de schreeuwende en tierende boer.

Hoe ik dan maar via het slootje ontsnapte, een flinke zeikerd haalde, zoals we dat in plat Haarlems uitdrukten, en drijfnat thuiskwam. Ook met bloedzuigers.
Mijn moeder was niet blij met de drijfnatte schoenen.

En de bloedzuigers? Gewoon laten zitten. Als ze vol zijn laten ze vanzelf los.

FEBRUARI

In april 2018 begon ik mijn gedicht “De deining gekeerd” met deze regels:
 
1 opmaat
 
als het aanlandige wind is
en springtij,
hoogwater
en volle maan
dan fluistert men in de tram
‘Heb je het nieuws gehoord?’
 
bedoeld is: het weerbericht
 
Het was aanlandige wind.
. . .
 
Het was een herinnering. Of, een herinnering aan een herinnering.
 
In februari 1953 was ik twee-en-een-half jaar oud. Je behoort je van die leeftijd niets te herinneren. Maar ik herinner mij nog verschillende dingen. Hoe hoog de knie van mijn vader was als hij de krant zat te lezen. Dat ik net over het eikenhouten beschot aan het voeteneind van het tweepersoonsbed van mijn ouders heen kon kijken, als ik mij eraan optrok.
 
Ik herinner mij ook een tijd van grote angst en schrik. Van bange gezichten. Van zorgelijk gefluister, omdat ik in de kamer was. Van angstige telefoongesprekken. Van de voortdurend rondzoemende vraag hoe het met Oom Jo en Tante Pietje was, in Zeeland, op Walcheren. En de andere verre familieleden. Tholen. Middelburg. Vlissingen.
 
Als het aanlandige wind is en springtij en hoog water en volle maan, word ik altijd een beetje misselijk. Een klein beetje maar. Maar wel misselijk.
 

https://nos.nl/collectie/13921/video/2462127-watersnoodjournaal-3-de-dijken-breken

VODOU-ALTAREN

Onlangs heb ik mijn vier grote vodou-altaren mogen doneren aan het Nationaal Museum van Wereldculturen, met mijn *drapo* of vodou-vlaggen, en mijn *asson*, een ritme-instrument, en diverse *boutey*, of versierde flessen (merendeels van Rhum Barbancourt, de eigen rum van Haïti). Genoemde kunstvoorwerpen komen alle uit Haïti.

De ‘Agwé’-drapo is van kunstenaar Evelyn Alcide. De ‘Bosou-Damballah’-drapo is van kunstenaar Maxon Scylla. Beide drapo zijn in het borduurwerk gesigneerd, dwz. de naam van de kunstenaar is erin verwerkt.

Deze vodou-altaren zijn van belang binnen het discours over de slaventijd. Mijn oogmerk bij de schenking was: educatie.

Het gaat hier niet om een kunstproject. Ik ben een *mambo asogwe*, dwz. priesteres in Haïtiaanse vodou, hoogste graad (*asogwe*), gewijd op Haïti (in 2007) en lid van een grote internationale congregatie of *Sosyete*. In Haïtiaanse vodou, meer precies *vodou ginen*, is sprake van een duidelijke dogmatiek en van allerlei, veelal mondeling overgeleverde, bindende afspraken, het *regleman*. Daarbinnen functioneren dezen altaren.

De altaren zijn nu te zien in het Afrika Museum, tentoonstelling “Healing Power” (15 okt. 2022-22 mei 2023), dat is de derde editie van de tentoonstelling die eerder te zien was in Museum Volkenkunde (2019) en in Tropenmuseum (2021). Elke editie is iets anders dan de voorgaande.

Het Nationaal Museum van Wereldculturen is een rijksmuseum dat bestaat uit Tropenmuseum (Amsterdam), Museum Volkenkunde (Leiden) en Afrika Museum (Berg en Dal).

https://www.afrikamuseum.nl/nl/zien-en-doen/tentoonstellingen/helende-kracht

vodou-altaren in het Afrika Museum
Rada (en Pye- en Djouba-)-altaar (wit), Petro- en Nago-altaar (rood), Gédé-altaar (paars), Loko- en Legba-altaar in de hoek (goudkleurig), Marassa in het midden (op de grond).
asson
Agwé-drapo
Bosou-Damballah-drapo
boutey (Freda/Damballah/Kouzen)