In de buurtsuup was het niet druk, op zondagmiddag om een uur of vier. Met een rood buurtsuupmandje aan de arm slenterde ik sloom van schap naar schap, keek eens naar de aanbiedingen en naar de kerstuitstalling, en viste af en toe wat uit een koelvak dat me smakelijk leek.
Op zeker moment stond ik stil om naar de onderste laag van een schap met etenswaren te turen, want ik kon niet goed lezen wat er bij stond. Ineens verscheen er een klein handje in beeld. Met een soort briefje. Ik keek verbaasd opzij.
Lager dan m’n ouwe knie hield een klein handje een geel stukje papier omhoog. Aan het handje zat een kindje vast van zo’n anderhalf jaar. Het kindje was gewikkeld in een dik gewatteerd jasje, waardoor het kindje ongeveer even breed als lang was.
Ik keek naar het kindje. Het kindje keek terug, met ernstige blik. Het hield het gele papiertje dwingend voor mijn, inmiddels diep omlaag gebogen, neus.
Aan de andere kant van het kindje verscheen nu een moeder, met kinderwagen, die ‘Kom hier!’ riep. Het kindje reageerde daar niet op. Het hield mij het gele papiertje voor alsof het een prijsuitreiking betrof.
Dat was het ook. Ernstig accepteerde ik het papiertje. Ik bedankte het kindje. Ik raakte met mijn vinger voorzichtig het inmiddels weer in het knuistje geknepen vingertje van het nog altijd plechtig kijkende kindje aan. Ik keek het kindje aan, bedankte het voor het cadeautje en wenste het een zalig Kerstfeest.
De moeder, en ernaast zo te zien, de tante, voelden zich opgelaten, en probeerden zich voor het voorval te verontschuldigen. ‘Dat heeft ze net van de grond opgepakt!’
Ik zei kalm: ‘Met Kerstmis is het goed om iemand anders iets te geven.’ De moeder en de tante schoten opgelucht op de lach. Het kindje bleef net zo ernstig kijken als ik, en wendde zich naar de mama. De mama en de tante hielden het kindje bij zich en wandelden verder.
Ik keek eens naar het gele papiertje. Het leek te zijn afgescheurd van een of andere grote doos. Er stond een tekeningetje op dat uitlegde hoe je een doos moest openen. ‘Dit lipje omhoogtrekken’, dacht ik erbij.
Handig. Dat werkt bij mensen net zo. Een lipje omhoog trekken (mits het goede), dan gaan ze open. Er staat ook nooit iets bij.
PS: In Haïtiaanse vodou, een van de Afrikaanse diaspora-religies, is 17 december, vandaag dus, een feestdag voor Papa Legba. Ook wel ‘Vye Legba’, de oude Legba, de Opener van de Deur. Ongeveer net als Hermes (in de zgn. ‘klassieke Griekse’ cultuur), of Mercurius (bij de Romeinen).
Papa Legba wordt voorgesteld als Sint Lazarus, hinkend, mank, met een stok, en vaak vergezeld door een hond. De hond was er vandaag niet. Wel de Marassa. Dat zijn de kinderen. Die zijn altijd in de buurt van Papa Legba.
Opletten wat er gebeurt in onze werkelijkheid, zeggen de zgn. sjamanistische religies. Niet gaan zweven, je niet buiten het leven van alledag plaatsen. Hier en nu: dat is waar het begint. Altijd.