https://www.flevokunst.nl/blogartikel/1508
Schrijven met Liesbeth: een week lang schreven wij elkaar (wij schrijven elkaar trouwens doorlopend). Dit is het slot, van mijn hand.
“…de hoeken van m’n werkkamer liggen vrijwel precies op de windrichtingen. Het versterkt het vreemde gevoel als ik ganzen hoor overvliegen zoals die jij hier beschrijft op 5 januari, ‘gakkend en schreeuwzingend’…, ze vliegen van noord naar zuid en terug, ‘zijn we d’r allemaal’ roept de voorste zonder om te kijken en de rest antwoordt kortaf ‘ikke wel’, ‘ikke ook’, ‘ikke…’, ‘ikke…kkkkkkk…’.
Het klinkt als ‘akke’, geen wonder dat die ene gans zo heet, Akke, in ‘Nils Holgerssons wonderbare reis’ (1906!). Mijn moeder las het ons voor, op de rand van een van de bedden gezeten (wij kinderen sliepen twee aan twee in een jaren-vijftig-woninkje dat we heel groot vonden). Toen ik in 1973 een maand rondliftte in Finland, hippie-achtig, met een andere hippie, bleek ik zes woorden Fins te kennen, de namen van zes ganzen uit het boek, ‘Yksi, Kaksi, Kolme, Neljä, Viisi en Kuusi’, dat is tellen in het Fins, ‘één, twee, drie, vier, vijf en zes’. Ik kan het nog altijd gedachteloos opzeggen.
Elke schrijfplek en elk atelier is diezelfde magische plek op de windrichtingen, op het kruispunt van noord, zuid, west, oost, waar we maken en bouwen, vormgeven en leven scheppen, niet uit het niets, creatio ex nihilo, maar wel uit de chaos. Hier vlakbij is ‘vindplaats Zenit’ met sporen van prehistorische bewoning van tienduizend jaar terug en archeologische vondsten. Ik doe niets nieuws, het was er altijd al. Die vleugels…
…van Pegasus, de vleugels van ganzen, de vleugels van zwanen. Of die van de roodborst…”