Ergens in de late jaren negentig, toen ik nog in Groningen woonde, in de Bandoengstraat, in een appartementencomplex dat na mijn verhuizing direct is afgebroken, liet de gemeente een piepklein landje inzaaien, pal voor m’n deur. Dat ging met de hand. Een oude boer, op klompen, in een versleten broek met stukken op de knieën, liep heen en weer in een klassieke boustrofedon http://nl.wikipedia.org/wiki/Boustrofedon en zaaide de grond in. Zijn linkerarm omklemde een zinken bak met zaad – heel kleine zaadjes – en zijn rechterhand deed telkens een graai en strooide het dan wijds uit, met bewonderenswaardige regelmaat. Ik ben naast hem gaan lopen: heen, terug, heen en weer terug en ondervroeg hem over het werk. Hij in zijn kortaffe bloemrijke Grunnigs legde mij uit dat hij dit z’n hele leven had gedaan, maar dat je dit op het land niet meer zo deed; alleen de gemeente vroeg hem nog weleens, voor kleine perkjes. ‘Ik dacht dat je altijd van je af moest strooien’, zei ik verrast, ‘maar u strooit naar u toe!’. Hij stond stil, gaf mij zonder veel omwegen de bak met zaad in de arm en liet het mij net zo lang proberen tot ik het ook kon. Het was als een muziekje: lopen, regelmatig stappend doorlopen, het veld over; dan rechterhand in de bak; dan draaien in de pols, maar wel het zaad in de hand houden; dan naar rechts zover mogelijk uitstrekken en zachtjes loslaten door de vingers te openen en te strekken, in het ‘kwartier’ van rechtsuit naar recht voor, het zaad laten dwarrelen; en dan weer de hand in de bak. Mooi werk. We liepen getweeën in “De zaaier” van Van Gogh, eerst van de zon af, dan naar de zon toe, steeds één pas verschuivend langs de horizon. Phacelia. Dat zaaiden we toen, de oude boer en ik.
Phacelia tanacetifolia http://www.soortenbank.nl/soorten.php?soortengroep=flora_nl_v2&id=1630&menuentry=soorten. Ik vergat het nooit. Toen ik het zag in Almere, wist ik dat ik de volgende keer mijn camera zou meenemen. Kijk, daar in de verte is de bibliotheek, pal achter het stoplicht en links moet het NS station zijn.