HET WARENHUIS VAN DE LITERATUUR

Mijn twee bijdragen voor het Vriendenboek (ISBN 978 94 6000 666 1) voor Aad Meinderts waren een brief en een sonnet. Het sonnet was bedoeld voor publicatie in het boek, de brief niet. Maar die is er toch ingekomen, wat betekent dat iemand die moet hebben overgetypt en onherstelbaar verbeterd door mijn woord ‘ghetto-‘ te vervangen door ‘getto-‘. Orthografisch keurig, maar niet mijn keuze. Wel heel leuk: met een foto van de door mij, aan Aad, meegezonden blauwe metalen, wat verbogen, ‘N‘.

Hierna: eerst het sonnet, met foto, dan de brief (ed.). Met foto van de foto van de ‘N‘.

HET WARENHUIS VAN DE LITERATUUR
Mémoires, brieven, losse blaadjes, stencils,
altijd die vraag, gooi ik het nu al weg, of
gaat dit in een map, een doos, in het bestoft
archief, als ik dat heb? ‘Bewaar niets’, lispelt
zuinigjes mijn boekenkast, waar niets vermist
is zolang het gedrukt staat. ‘De belofte
je ongebonden ruimte te bieden, of
noodopvang: neen.’ Maar Aad verzon een list:

‘… bewaar het lichaam in taal, het avontuur
dat je blijft schrijven, bij ons, betekenis
en de materie: in de bibliotheek

zoals die eeuwenlang de juiste plek bleek.
Oudegracht honderd-zeven-en-zestig is
nu het ware huis van de literatuur.’

*Acrostichon ‘Magazijn de zOn‘, tw. de nieuwe locatie van Literatuurmuseum en Kinderboekenmuseum, in Utrecht.

BRIEF
Het was de schuld van de N. Echt. Ik had er niets mee te maken. Maar de Muze, u weet…

Die N, die was eraf gevallen. Op een oudejaarsnacht. Ik ga altijd gewoon lekker slapen. Buiten was het omstreeks twaalf uur een enorme herrie. Dronken gelal, vuurwerk, geroep en gegil op straat.

Mij maakt het niks uit. De buren zijn schatten, allemaal, en ik doe hevig aan sociale cohesie. Dus ik groet iedereen, ik ken iedereen, en ik zorg voor snoepjes met Sintmaarten. Daardoor kennen de kids mij ook allemaal. En omdat ik hier al bijna twintig jaar woon, zie ik ze ook groot worden. Maar ze blijven me groeten.

De Regenboogbuurt, in Almere Buiten, is een mix. Van sociale-huur en koop. Heel slim. Nooit geen ghetto-vorming en weinig rommel op straat. En alle huizen hebben een kleur, van buiten. Dat is een speciale verf. Iets met mineralen. Heel duur. Ben ik blij dat ik geen koopwoning heb. Want je bent verplicht dat bij te houden. Bij ons doet de woningcorporatie dat.

Toen ik hier kwam wonen, dacht de woningcorporatie nog even dat ik wel naar een koophuis zou gaan. ‘Een arme dichter zeker’, zei ik verontwaardigd. Oh, prima, en konden ze mij dan misschien een opdracht geven? Voor een gedicht op het pand waarin ik woon?
Dus nu staat er op, sinds begin 2009:

THUIS
mijn Sepiastraat is okergeel // de hoge lucht ziet blauw
zonlicht opent raam en schaduw // zingt ik ben van jou

de hoek is rond het hart is rood // een lied dat hier begon
waar ligt het smeltpunt van geluk // en waar de horizon

Dat ging niet zomaar. Het gedicht telde eerst acht regels. Maar de grafisch vormgever mopperde tegen mij dat er teveel ramen in het pand zaten en dat het korter moest. Daar werd het gedicht beter van. Kritiek is nuttig. Ook dit soort kritiek.

Eerder al had ik mijn sonnet ‘Almere’ aangeboden. Dat was toen net gepubliceerd in mijn dichtbundel ‘De wet van behoud van energie’ (Querido 2007). Daar gold zeker voor dat het niet op ons pand kon.
De woningcorporatie besloot toen dat ze ‘Almere’ op een blinde muur van een pand verderop zouden laten zetten. Daar kijkt een kapperszaak op uit, niet een woonhuis. Het nadeel daarvan is dat de letters, die bij beide gedichten, ‘Thuis’ en ‘Almere’, stuk voor stuk aan op de muur geschroefde regels zijn vastgeklikt, er bij ‘Almere’ soms af worden gehaald.
Ik heb weleens geprobeerd om woorden te bedenken met de letters die op de lege plekken stonden. Dat is nooit gelukt, zodat het mijns bescheiden inziens niet een kwestie is van plezier in tekst. Af en toe werken de vormgevers het weer bij, gelaten.

Beide gedichten werden vormgegeven en geplaatst door Beedesign. Het eerste distichon staat op de lichtgele voorkant van het pand. Het tweede distichon staat om de hoek, op de zijkant, half op een lichtgeel deel, half op het lichtblauwe deel.

En toen op die oudejaarsnacht, viel er een N af. Van het eerste distichon, op straat.
Dat zag ik pas op nieuwjaarsmorgen. Ik was naar buiten gelopen om de buurvrouw gelukkig nieuwjaar te wensen. En daar lagtie. Een N. En forse blauwe N, een klein beetje verbogen. Door het vuurwerk, vermoedelijk.
Een beetje verbouwereerd pakte ik ’m op en nam ’m mee naar binnen. Ik had toen nog niet eerder meegemaakt dat er weleens een letter afvalt, bij een gedicht in de openbare ruimte.
Beedesign herstelde het gedicht. Het is nooit meer gebeurd. Uit welk woord de N afkomstig was, herinner ik me niet meer. De N heb ik in het raam gezet. Daar stond hij totdat…

…totdat ik het verzoek kreeg van Bertram Mourits en Daan Cartens om een gedicht te schrijven voor een Liber Amicorum met de werktitel ‘Het warenhuis van de literatuur’, ter gelegenheid van uw afscheid. Ik keek peinzend rond in huis, of ik niet nog een ander cadeautje erbij had…
Die N.
En prompt zag ik dat die N ook uit ‘warenhuis’ gevallen was om er het ‘ware huis’ van te kunnen maken. Zodoende…
(…)

LANDSCAPE OF THE IMAGINATION

1
Ik luister buiten naar het lied van de merel.

Een hommelkoningin vliegt rond bij de zwarte-bessen-bloesem
maar de knoppen zijn nog dicht.
Dan de rozemarijnstruik maar even afspeuren.
Paarse gapende kelkjes. Gelukkig. (Geland.)

De eenzame bruine kikker bromt in zijn waterbadje.
Hij wil niet weg.
Maar er komt nooit bezoek.

De merel geeft zijn fluitconcert.
Zo heeft hij gefloten voor alle andere heiligen, eeuwen geleden.
Altijd hoog boven hun hoofd. (Staat hij weleens op een schilderij? Jan van Eyck, Brueghel, Petrus Christus?)

Er breekt een zeldzaam blauw tussen het lichte wolkendek door. Overal dunne witte randen langs het zachte grijs. En blauw, daarachter.

In plaats van de engel landt er nu een ekster. Alleen als ik stil zit.

De rooddoorschijnende, vers geopende handjes van de esdoorn vormen een vévé
voor Manbo Ayizan en Papa Loko.
‘Ayizan, salu Legba é !’

‘Doe eerst de deur open.’
Legba doet de deur open.

de deur naar de werkelijkheid
naar het lied
naar het zingen

naar hoe de wit-roze kersenbloesems in de hele straat, twee weken lang, drie rijen kersenbomen breed
de hemel boven onze hoofden houden
vol wiegelende takken en bevende schaduwpartijen

hoe de kersenbloesems loslaten en zweven
zweven
naar aarde

‘balanse balanse balanse’
houd uw evenwicht

ik luister
ik luister naar de taal en het zweven

Ik schrijf alleen op wat er gebeurt.

Gran Bwa woont in de esdoorn.
De esdoorn komt uit Canada. Meer precies: uit Chambly, Québec.
Gran Bwa reisde met mij mee uit Haïti.
De esdoorn heb ik illegaal ingevoerd. Als zaailing. Per KLM.

Gran Bwa woont overal waar het buiten is. Hij is de sapstroom, de vegetatie, de groei en de barstende knoppen. De woudreus, de iroko, die het bos overziet, die staat en toch constant verandert. Beweegt.
Locatie, daar gaat het om.

Mijn locatie is dit gedicht.

2
Ik luister aan het water naar het gedicht.

Overal wuift het fluitenkruid
met ragfijne witte bloemschermpjes,
het ‘Hollands kant’.
Bolle gele bloemtrosjes wiegelen op dunne stengeltjes. Koolzaad en meer koolzaad, bosje na bosje, een sloot lang.

Een dagpauwoog. Een atalanta. Nog een,
een klein witje, voortgeblazen door de wind
die stevig zuid-zuid-west is: wandelend vind
ik telkens die eerste vlinder, heel alleen

nog, op zoek naar… ja, wat? Een vlinder die heen
en weer dartelt als de ander begint
met de bruidsvlucht, erop af gaat, kleurenblind

de feromonen herkent en volgt in het
luchtspoor van vleugelslag op… klap!… vleugelslag

en twee bonte zandoogjes achter huis
die elkaar vooreerst niet de tuin uit vechten,
de tere vlindervleugels tot rafels slaan –
dat komt nog

ga opzij, kleintje, zoek een bloem,
zoek honinggeur, duik, vlieg
de tuin uit

3
Ik vlieg de tuin uit.

Het gedicht knikt mij toe, als Jan van Eyck, als de kardinaal die knielt
aan de voeten van Onze Lieve Vrouwe.
Ik veeg de rafels bijeen.

De wereld is uit elkaar aan het vallen,
ik heb er geen invloed meer op,
mijn vleugelslag heeft er geen invloed meer op.
Waar is het nieuws dat ik trap op een vlinder
die de orkaan veroorzaakt?

4
Ik adem en de naam
wolkt langzaam uit mijn mond

Een regenworm steekt zijn hoofdje omhoog
Wanneer is de aarde klaar?

Zij verandert in zichzelf en tolt langs de hemel

Vandaag zag ik Michel, hij woont in Nazon,
Michel zit vermoeid op straat en kijkt
langs de flanken, daar staat
de magistraat van de cacicazgo van Jaragua,
Cacique Anacaona, de moeder/de dichter, gouden bloem,
draagt haar gouden speer losjes in haar rechterhand
en tikt er ongeduldig mee op haar linker:
wanneer begint het
het vuur uit de aarde, het gedicht,
de locatie

Waar is de naam


5
de Naam is overal
waar het Maken begint

6
Tom is in Buda/Pest
hij spreekt met Michel, online
er is een rivier die beide oevers verbindt

overal is water

water is mijn locatie
de weg van Agwe, Mèt Agwe, Agwe Tawoyo

‘Agwe, Agwe taroyo
mes ami ce pas promene cheche,
ki mete mwen la
O se Bondje avec la twa mwen
Ki mete mwen la
Peche d’la te
la vi’n nan men bondié’

‘Agwe, machtige Agwe!
lieve vrienden, we hoeven niet lopen zoeken
naar wie mij hier heeft neergezet
het was God zelf…’

ik woon op de bodem van de zee
waar Manbo LaSirenn schelpen voor me heeft achtergelaten
die ik vind als ik een vijver maak
als ik in de tuin sta te spitten om een vijver te maken

elk van haar schelpen is een bericht
ze vallen uiteen tot gruis als ik ze optil
ik hoef ze niet aan mijn oor te houden om haar bericht te horen

Fouye racine. Zoek naar de essentie
zoek naar de wortels, naar de basis
die er niet is omdat die er is
zoals wij elkaars wortels zijn
omdat wij de basis zijn van aarde

ik zwem en in het zwemmen draait zij, de aarde
zo beweegt locatie
die is en voortdurend verandert

adem in water
draag vuur in aarde
open het licht’


7 epiloog

Const, cracht, wille, zonder daet,
daerof en comt goet no quaet.
Ende hoge daet zonder wise raden,
dats een recht beghin van scaden.
Met wisen rade const beleit,
dats een behouden aerbeit.
Ende cracht met wizer const tezamen,
dat brinct tweerc te zire namen.
[…]
[Maer] aerbeit ende const tezamen
beroert zinnen ende lechamen.

    We gaan talent en vermogen in daden
    omzetten, ten goede, dus niet ten kwade

    want werkzaam zijn met ons talent
    ontroert… en zo verandert de mens

[…]
Die rude en weet hoe verre, hoe bi
den rechten loon der consten zi.
Dus willic minen waghen mennen
an die de weghe der consten kennen.
So sal mijn pine in den fijn
na rechter werde vergouden zijn.

    Er zijn er altijd, aan hun hart wil niets raken
    dan werkt geen kunstwerk dat schuurt bij het maken
    dan werkt ons werk niet, dan scheuren de dagen
    de levens, de aarde, het licht kan niet dragen

    maar denk aan de vlinder, één hand al kan strelen
    aanraken en tasten, uit één groeien velen

    wij brengen geopend het licht en het zweven
    van bloesems naar aarde, van aarde naar leven

– – –

    <tenslotte>

‘Oh zwak, vernuftig, broos geval,
sneeuw of glas ben je van nature,
zeg niet: ‘Doen we later wel’,
want morgen zijn ze op, jouw uren.
Waar vind je ooit, voorbij de gure
dood, voortduren
wat leeft? Toch niets? Want dood komt echt.
Al zou je op vervulling aansturen
van wensen, dure,
de dood stelt iedereen terecht.’

  ‘O cranc, onseker, broosch engien,
   snee of glas als dijn nature,
   niet en sech: ‘Dit sal ghescien’,
   want du ne hebs morghen tijt no ure.
   Waer vintstu eenighe creature
   die ghedure
   jeghen de doot, die commen moet?
   Al eist so, datti hier ghebuere
   dijns weinschens cuere,
   de doot die werpt di onder voet.’

Nee!
Nee, zeg:
   ‘O vroilic herte, solazelic bloet…’
‘Oh lieve ander, hartelijke vriend…’

Zeg: ‘Zing!’

ZING!

het lied maakt de wereld
de wereld komt voort uit het lied

toen God zei ‘er zij licht’, zong hij
daarvan ben ik overtuigd

fiat lux’?
ja, uit het woord
maar…
uit het lied
uit de dans
uit het maken

uit het maken groeit de wereld

LUNYON FE LA FOS

en Spirit danst

KERSENBLOESEMTIJD (13 apr)

10 UITWAAIEN

Als de eerste gierzwaluw gesignaleerd
is – een echo van de nieuwe maansikkel,
wendbaar, een vogelvlucht die een sonnet schrijft
waarin alles rijmt op zomer – komt rauwe

sapstroom omhoog in groene stelen die weer
kruisen, zich aan hun tak in bundels schikken.
Hoe de kersenboom verandert en toch blijft
staan met meer bladeren die openvouwen,

zich toont als de betrouwbare stam, ruw hout
waar de wit-roze bruidsbloesems aan hingen
die volgend jaar zullen bloeien en zweven.

Een andere tijd in hetzelfde leven.
Nu in de zon diep ademhalen, zingen.
Wij zijn het lied, altijd jong en altijd oud.

– – –

Op 13 april is de tiende en laatste reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid0m3KusF5JF2X3kTN27tHU17uKfL6anaXoLXzK1Vyws3jrhEjSiUgWMC8oJVjuLV32l

KERSENBLOESEMTIJD (6 apr)

9 NA HET FEEST

De vrouwen vegen tafels en banken schoon,
de mannen die het tentzeil bijeen binden
rijden de ijscokar terug de auto in
terwijl een laatste bezoeker langszij komt,

hulpeloos rondkijkt. ‘Het is voorbij’, mompelt
de wind in het gras. ‘Voorbij! Wat is de zin
van honing, gedichten, en bloesem? Vinden
jullie ooit ergens rust? Alles waait gewoon

weg naar aarde…’ Boomtakken strekken zich uit,
laten een laatste wit-roze bloemblad gaan.
Bruinrode kelkjes vormen een bruin tapijt.

Kersenbomen zonder kersen, zonder spijt
van het bloesemfeest. Nu breekt de zomer aan.
Alles wordt groen, de zon warm, de wind is zuid.

– – –

Op 6 april is ook de negende reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid0H1Wf91aX3nyJdQdjZtFZ7JqqY21JcWmnVL5CPK3dytRpMBc4bTmAm1oyE3cdGGPYl

KERSENBLOESEMTIJD (30 mrt)

8 ALLEMAAL WELKOM

Er zat bloesem in mijn haar toen ik opstond
alsof ik in het speelnest van de eksters
geslapen had, wat een feest, met wit-roze
trosjes kersenbloesems, dwarrelen zacht rond

mijn hoofd, elk bloempje een klein open mondje
dat zingt van zomer en dansen, met losse
kroonslippen op een briesje vertrekken
en op aarde aankomen waar het begon:

kinderen vangen ze, ‘hier vallen het meest!’,
pakken handenvol bloemblaadjes op, lachend
strooien ze die over hun hoofdjes, wijzen

met ‘nu jij, nu jij!’ naar ouders met ijsjes,
meisjes met paarden, bruidsparen die wachten
om foto’s te maken: Kersenbloesemfeest!

– – –

Op 30 maart is ook de achtste reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid02MmbCV1thya54TRZmcTsVkVT7iRwN8ZnQh4cFfUqePTru5cDgSxLEN2HNBDnyNc3el

KERSENBLOESEMTIJD (23 mrt)

7 IN GESPREK MET N

Ik ging naar Buiten om de bloesem te zien.
Ik zag de kersenbloesems. Aan weerszijden
bracht het zachte sneeuwen onvermijdelijk
een roze waas op straat. In een week of tien
verschuift een winter naar een nieuwe tijd,
groeien uit ogenschijnlijk kale stronken
duizenden bloemblaadjes, oneindig rijke
aanrakingen die wegzweven en fonkelend

onze ogen van zon naar aarde voeren.
Ze weven een lied dat daalt, maar na een jaar
opstijgt, tuimelend opengaat in ajour

boven onze hoofden. Klinkend verklaren
ze ons de liefde, ik liet mij meevoeren
en wat ik zong, hoorde ik dat psalmen waren.

– – –
*contrafact van Martinus Nijhoffs bekende:

DE MOEDER DE VROUW

Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in ‘t gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ‘t roer,

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

*auteur: Martinus Nijhoff (1894-1953)

– – –

Op 23 maart is ook de zevende reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid0poxJvYZiomeZaRdwmcnrgCgFdSq24GimwxCRLwUu38CtVweyuBng8XQabmmFSoKhl

KERSENBLOESEMTIJD (23 mrt)

6 NACHT

Ik werd vannacht de Minister van Bloesem
met een bruidstooi van bloemblaadjes en honing
en een sleep, vele honderden meters lang
die over Terracotta-/Sepiastraat

zweefde. Er stonden doodstille auto’s. Laat
licht kwam van de bijna volle maan en zang
van dansmuggen. Bruine kikkers, die wonen
in de sloot in maart, bromden zacht, goedkeurend

dat het feest was in de bloesemkathedraal,
dat een werkelijkheid van bloed en kogels
en schreeuwen, huilen, kapot en in scherven,

een werkelijkheid is van opnieuw sterven
en zweven, aarde, alles is mogelijk.
En wij waren aanwezig, wij allemaal.

– – –

Op 23 maart is de zesde reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid0YQqreGwPo9FQRFVpmKqNQyZiRzioGX654m2Z8iahe9p3UeBVDq3dwJhzyUMEAtGsl

KERSENBLOESEMTIJD (16 mrt)

5 ALLES IS HIER

Eén. Twee. Veel… Zodra je begint te tellen
openen al die roze knoppen zich kalm
onder je zoekende blik tot bloesems, voor
een veelvoud van ‘bloei’. Je doet nog een poging,

hoe doordringend is de zoetheid van honing,
weeft haar haast tastbare aanwezigheid door
de straat, over fietsers, auto’s… Het is warm,
het is licht, al deze bloemen vertellen:

‘We hebben je veranderd.’ Je gelooft het niet.
Hier staat toch achthonderdvijftig meter aan
bomen, Japanse kers, geënt op stam, stil

langs het fietspad, keurig, zoals jij het wil
benoemen? Maar woorden verdwijnen spontaan.
Taal is aanraking met geur van wat je ziet.

– – –

Op 16 maart is de vijfde reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid02YQ5PBvqWMA7qeD7xybkcAmNnp5R5YtcS3yrhhT3AU1EprxyypmPecac98Ees1SoPl

Het Kersenbloesemfeest in Almere Buiten is op 30 mrt: https://www.almeredezeweek.nl/nieuws/algemeen/59358/kersenbloesemfeest-op-zaterdag-30-maart

KERSENBLOESEMTIJD (9 mrt)

4 ZOEKEND
*voor Gerda Baardman

‘Welke vogel roept er toch steeds sie-sie-fus’,
schrijft ze. ‘De koolmees’, antwoord ik schaterend,
‘erger nog, eerst sie-sie, de fuss komt later’,
emoji’s schieten heen en weer, intussen

begint buiten dat herhaalde zagen, dus
loop ik naar het raam. Wat ik hoor verraadt z’n
leeftijd, een jong, landt onhandig bij water
en strooivoer, naast vinken, kauwtjes en mussen.

Om ons heen is het een komen en gaan van
ademende, etende, kleine levens.
Een hommelkoningin zweeft rond kronen

die hun kleur nog niet goed kennen, die tonen
van roze zullen gaan worden, uitbrekend
in bloesems. Een bij zoemt zo zacht als zij kan.

– – –

Op 9 maart is de vierde reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid02DTRDpjokZ7yxfS9bBLCE24a97PDPhb6yu25WiMsSkkZUr65vV4Auv6SXZCNo23Zxl

KERSENBLOESEMTIJD (2 mrt)

3 HET BEGINT
Vanmorgen hoorde ik een jonge merel.
Zonder aarzeling herhaalde hij zijn lied
opnieuw en weer, de melodie preciezer.
Dit werd zijn eigen stem in deze wereld.

Ver boven brandweer, sirene en verkeer
zette hij krachtig in. Geen tijd verliezen
nu. Hij zingt. Voor de bomen in de straat die
op bloeien staan, barstensvol knoppen, wanneer

komt alles uit? Denk, lach, bid bij het maken
van nieuwe geheimen die ons zinderend
van kleur raken in het hart dat opengaat,

elk woord kan klinken, luister! Elk leven staat
in het licht, wij zijn dansende kinderen,
neem alle tijd en oefen het ontwaken.

– – –

Op 2 maart is de derde reeks, foto’s en een sonnet, online gegaan: https://www.facebook.com/kersenbloesemfeestalmere/posts/pfbid02nk92e7jGxsansffsS3Q96aWQ2wUPgqQRPVQoxZHp6BVuw8wXDtPFAzJ7kkiQgD1cl